Even terug in de tijd

Iedereen heeft de mond vol van de veranderende klimatologische omstandigheden. Dit overkomt de aarde in zijn lange bestaan niet voor het eerst. In de laatste 2 miljoen jaren tot 12000 v Chr., het pleistoceen genaamd, waren er 6 ijstijden. De laatste eindigde ongeveer 12000 v Chr. Die ijstijden hadden steeds zware gevolgen voor fauna en flora. Een groot deel van het plantenbestand werd teruggedrongen tot de regio’s Zuid -Spanje, Zuid -Italië en de Balkan.

Tijdens de warmere periodes tussen 2 ijstijden (de interglacialen), kwam een deel van de plantsoorten meer noordwaarts terug. De Europese bergketens bemoeilijkten die migratie  door hun ligging van Oost naar West. Steeds minder soorten en aantallen per soort wisten zich een weg te banen door de valleien waardoor er aanzienlijk wat biodiversiteit maar ook genetische diversiteit verloren ging.

Momenteel beleven we echter een klimaatopwarming die ongezien is in de tijd: Van de industriële revolutie in de 19de eeuw tot nu is de temperatuur met ongeveer 1,5 graad Celsius gestegen. Op internationale klimaatconventies werd door wereldleiders en politici al meermaals een dure eed afgelegd. De wetenschap is er, het halen van doelstellingen momenteel nog niet.

Struweel in herfst bestaande uit uitgebloeide bosrank, zuiderse Spaanse brem met witte huisjesslakken en wilde appel
Struweel in herfst bestaande uit uitgebloeide bosrank, zuiderse Spaanse brem met witte huisjesslakken en wilde appel

Genetische diversiteit

Wijlen boomgeneticus Hans M. Heybroek (1927 – 2022) schreef in 1998 in het Nederlands bosbouwtijdschrift reeds een artikel met als titel: ”Exoten tussen ijstijd en broeikas”. Hij beschreef toen al dat de genetische diversiteit van planten beperkter was geworden door de lange afstand die ze na de laatste ijstijd moesten afleggen van Zuid naar Noord. Deze flora noemen wij onze autochtone inheemse planten, ze zijn of waren perfect aangepast aan de plaatselijke leefomstandigheden.

Hij stelde zich de vraag of het geen bredere waaier aan genetische diversiteit oplevert als je van een bepaalde zelfde soort de planten uit een iets meer Zuiders gebied aanplant samen met de autochtone planten. Ik citeer: “De kans bestaat dat die mix van hun genetische diversiteit WEL in staat zal zijn om aan de klimaatverandering weerstand te bieden.”

Gelaagde opbouw van ruigtekruiden, struweel en bos
Gelaagde opbouw van ruigtekruiden, struweel en bos

Nieuwe bossen planten

We zullen hoogst waarschijnlijk de opwarming (vervuiling) niet op korte termijn kunnen stoppen. Moest dat toch zo zijn dan zal het nog meerdere decennia duren voor er een stagnatie van de opwarming voelbaar wordt. De toekomstige bossen moeten dus meer bestand worden tegen de opwarming. Biodiversiteit en genetische diversiteit kunnen een grotere boost geven.

We moeten af van de ingebakken wijze van aanplanten, vaak goed bedoelde initiatieven. Meestal wordt er gekozen voor het zetten van planten van dezelfde hoogte, op steeds dezelfde afstand van elkaar. Het is nochtans aan te raden om zowel klein als groter bosgoed aan te planten en dit zowel dicht bij mekaar als op grotere afstand van elkaar. 

Bomen die groter worden zijn geschikt om meer noordelijk te planten op het perceel terwijl de laagblijvers en zuiderse exemplaren meer zuidelijk op het terrein gedijen. Een struikengordel geeft beschutting, nestgelegenheid en voedsel voor allerhande fauna van groot tot klein. Op de zuidkant van het perceel geplant zullen ze over het algemeen een compactere groei krijgen en minder ijl groeien. Klimplanten tegen enkele bomen bezorgen kleinere vogels een bijna ondoordringbare habitat.

Een terrein dat voldoende groot is, biedt de mogelijkheid om een kleine oppervlakte onbeplant te laten. Na het voorzichtig oppervlakkig plaggen van de strooisellaag, zullen daar uit de aanwezige zaadbank (autochtone zaden?) spontaan nieuwe bomen opkomen, op variërende tijdstippen. Meestal blijft de soortenrijkdom daaruit wel beperkt. Men kan er de natuur een handje helpen door later inheemse planten die hier van nature voorkwamen maar nu niet meer aanwezig zijn, extra in te planten. Natuurlijk moet men ontbrekende soorten uit eigen omgeving blijven gebruiken ( autochtone planten) of indien niet aanwezig en bij uitbreiding dezelfde planten die hier inheems zijn maar uit de Benelux, Noord-Frankrijk of het westen van Duitsland komen.   

kramsvogel : struwelen met besplanten (hier duindoorn) zijn ideale plekken om te fourageren, hier kramsvogel (foto René Van Echelpoel)
kramsvogel : struwelen met besplanten (hier duindoorn) zijn ideale plekken om te fourageren, hier kramsvogel (foto René Van Echelpoel)

Zuiderse planten
De fauna migreert sneller dan de flora maar om te overleven moet wel de geschikte flora aanwezig zijn. Dit zijn in onze regio’s de planten die na de laatste ijstijd van de Zuid – Noord as tot hier trachtten te komen. Veel Zuiderse planten hebben nu reeds hun noordgrens verlegd tot midden Frankrijk. Waarom van hen dan geen klein deel hier introduceren. Het warmere klimaat is er al maar de planten kunnen niet of niet meer op eigen kracht aan het huidig vereiste tempo noordwaarts trekken.

Monotoon dennenbos geplant op duinzand vlak naast een meer (rechts) van Vakantiepark
Monotoon dennenbos geplant op duinzand vlak naast een meer (rechts) van Vakantiepark

Besluit
 

Door de opwarming ontwaakt onze fauna eerder uit zijn winterslaap. Een deel van de trekvogels die vroeger in Afrika overwinterden blijven nu in Zuid -Frankrijk of Spanje hangen. Ze komen eerder terug in het voorjaar of zijn reeds standvogels geworden. Als we nieuwe natuur creëren voor de toekomst, (bossen, struwelen, bloemenweides, enz ) valt het gebruik van zowel  autochtone, inheemse, zuiders- inheemse als nieuwe zuiderse planten en zaden uit de Noord- Zuid as te overwegen.

Struweel bestaande uit Rosa caesia, Rosa tomentosa , Rosa corymbifera en Rosasubcollina
Struweel bestaande uit Rosa caesia, Rosa tomentosa , Rosa corymbifera en Rosasubcollina

Plantenlijst

De onderstaande plantenlijst bevat soorten die, na goedkeuring door onze officiële instanties, een meerwaarde kunnen bieden aan onze toekomstige bossen en struwelen. Het spreekt voor zich dat men bij de soortkeuze dient rekening te houden met de plaatselijke bodemomstandigheden zoals natte, droge, zure of kalkrijke grond, rijke of arme grond en grondsoort. De huidige gangbare soorten zoals berk, eik, els, haagbeuk, meidoorn, spork, veldesdoorn, winterlinde, enz…moeten natuurlijk blijven gebruikt worden.

Tabel 1
Tabel 1

Michel Geys is tuin- en landschapsarchitect en is samen met zijn broer Luc bezieler van een ecologische plantenkwekerij waarbij
de nadruk ligt op het kweken van zeldzame en reeds verdwenen plantsoorten om deze terug te introduceren alsook op zuiderse
planten van de Noord-Zuid as die een meerwaarde voor onze en latere generaties kunnen betekenen.