Inheems, neo-inheems of uitheems?
Welke soorten horen thuis in een biodiverse tuin? Bij tips voor biodiverse tuinen wordt vaak aangeraden om enkel voor inheemse soorten te kiezen. Anderzijds staan op veel plantenlijstjes voor bijen- en vlindervriendelijke tuinen ook vaak uitheemse soorten (= exoten) zoals de Rode Zonnehoed, een soort uit Noordoost-Amerika, en de Cosmea, een soort uit Midden-Amerika. Wat is nu de beste keuze voor een echt biodiverse tuin? We zetten hier de wetenschappelijke feiten op een rij.
Auteurs en beelden: An De Schrijver, Ellen De Vrieze, Aaron De Decker & Jan Mertens (HOGENT - UGENT)
Waarom zijn inheemse soorten zo belangrijk?
Laten we beginnen met uit te leggen waarom ecologen zo'n belang hechten aan inheemse soorten. Daarvoor moeten we meer dan twaalfduizend jaar teruggaan in de tijd. Een dikke laag ijs bedekte toen Noord-Europa tot aan Denemarken en Noord-Duitsland. Vlaanderen, Nederland en de rest van West- en Centraal-Europa waren een soort poolwoestijn, met koude temperaturen en veel wind. Deze omstandigheden waren verre van ideaal voor plantengroei. Veel plantensoorten konden deze omstandigheden niet overleven en trokken zich terug in zogenaamde refugia in Zuid-Europa. Maar toen, bij de start van het huidige tijdperk het Holoceen, werd het klimaat weer geschikt voor veel soorten flora en fauna. Er kwam een migratiestroom op gang van flora en fauna van zuid naar noord, en Europa werd geleidelijk aan weer groener.
Tijdens deze tocht naar het noorden werden plantensoorten vergezeld van insectensoorten die van hen afhankelijk zijn. Wilde bijensoorten trokken samen op met bepaalde plantensoorten, omdat ze stuifmeel nodig hebben om bij de eitjes te leggen als voedsel voor hun larven. Sommige soorten wilde bijen zijn zo kieskeurig dat ze slechts stuifmeel van één plantensoort of van een beperkt aantal plantensoorten gebruiken. Zo eten de larven van de Slangenkruidbij alleen stuifmeel van Slangenkruid, en larven van Knautiabijtjes alleen stuifmeel van verschillende soorten Beemdkroon. Ook bij vlinders zijn er veel kieskeurige eters. Oranjetipjes leggen alleen hun eitjes op pinksterbloem of look-zonder-look, Lindepijlstaart alleen op blaadjes van linde, olm of zoete kers. Recente onderzoeken hebben ook aangetoond dat vlinders vooral geïnteresseerd zijn in bepaalde chemische eigenschappen van planten. Hoe hoger de diversiteit aan plantenfamilies, hoe groter de variatie aan chemische samenstelling, en dus aan insecten. Al deze plantensoorten waarvan insecten afhankelijk zijn voor hun nageslacht noemen we waardplanten. Zonder waardplanten geen nakomelingen voor wilde bijen, vlinders en tal van andere insecten. Elk continent heeft zo zijn typische flora en zijn typische daaraan geassocieerde fauna. Bij die fauna horen ook natuurlijke vijanden die maken dat plantensoorten worden beperkt in hun groei.
Kieskeurig zijn heeft gevolgen…
Deze kieskeurigheid zou kunnen worden beschouwd als een nadeel in de evolutie van deze soorten. Het maakt hen namelijk erg kwetsbaar. Zo verdween samen met het verdwijnen van glanshaverhooilanden met Grote Pimpernel het prachtige vlindertje Pimpernelblauwtje. Ook het Gentiaanblauwtje, dat alleen zijn eitjes legt op Klokjesgentiaan, een plantensoort van de zeer zeldzame heischrale graslanden, staat op de rand van uitsterven in Vlaanderen. Dit is dan ook de reden waarom ecologen pleiten voor het kiezen voor inheemse soorten. Hoe meer inheemse soorten in het landschap voorkomen, hoe beter voor de inheemse insectensoorten. Omdat uitheemse plantensoorten hier geen relaties hebben met inheemse insecten, zijn ze meestal ook niet geschikt als waardplant. Dit is aangetoond door verschillende wetenschappelijke studies. Ecologen hebben dus een punt. Hoe meer inheemse soorten in de omgeving, hoe beter voor de inheemse insecten, en vooral voor de zeldzame insectensoorten die wel een duwtje in de rug kunnen gebruiken.
Waarom dan al die aandacht voor nectarplanten?
Wanneer er sprake is van biodiverse tuinen, ligt de nadruk vaak vooral op nectarplanten. Zijn die dan niet belangrijk? Zeker wel! Naast waardplanten voor het nageslacht hebben veel volwassen insectensoorten ook behoefte aan nectar voor zichzelf. Het zijn koudbloedige dieren die voldoende energie moeten opnemen om in beweging te blijven. En nectar is zo'n suikerrijk energiedrankje. Plantensoorten die afhankelijk zijn van insecten voor hun bestuiving, produceren daarom nectar in een nectarklier die verstopt zit onderaan de bloembodem. Door insecten naar de nectar te lokken, komen ze in contact met stuifmeel, wat wordt getransporteerd van de ene naar de andere bloem. Nectar is over het algemeen erg suikerrijk, en meestal hebben insecten geen voorkeur voor specifieke plantensoorten. Veel inheemse én uitheemse plantensoorten bieden suikerrijke nectar aan en zijn dus geschikt.
Welkom aan neo-inheemse soorten!
Sommige plantensoorten die nu als inheems worden beschouwd, zullen hier misschien binnenkort niet meer voorkomen doordat het klimaat niet meer geschikt is. Andere soorten uit Zuid- en Centraal-Europa, die we nu als ‘uitheems’ beschouwen, zullen dan, indien ze kunnen opschuiven naar het noorden, misschien op termijn inheems worden. Moeten we hier dan niet op anticiperen, en deze zogenaamde 'neo-inheemse soorten' al omarmen in onze tuinen? Bij insecten zien we al dat sommige soorten ondertussen de grens al overstaken. De vlindersoorten Staartblauwtje en Esparcetteblauwtje kwamen hier 20 jaar geleden nauwelijks voor maar worden nu frequent waargenomen. Neo-inheemse plantensoorten zoals Steentijm en Grote graslelie worden al vrij frequent gebruikt in tuinen omdat ze goed om kunnen met lange periodes van droogte. Dat kunnen we alleen maar aanmoedigen.
Exoten uit andere continenten kunnen invasief worden!
Een erg belangrijk aandachtspunt bij het gebruik van exoten uit andere continenten is dat ze risico vormen om invasief te worden. Ze hebben hier namelijk geen natuurlijke vijanden die hun groei kunnen inperken. Een aantal exotische plantensoorten afkomstig uit andere continenten die ooit in tuinen geplant werden omwille van hun esthetische eigenschappen, zijn nu erg invasief. Dat is één van de redenen waarom de biodiversiteit in Vlaanderen het erg moeilijk heeft. Denk dan aan de Japanse duizendknoop, grote waterteunisbloem, vaste lupine en rimpelroos. Ook exoten die nu nog niet invasief zijn, kunnen dat nog worden. Met exoten weet je nooit. Klimaatverandering zorgt mogelijks dat deze soorten zich nog beter kunnen vestigen en uitbreiden. We pleiten dus voor voorzichtigheid met exoten van andere continenten. Een van de soorten die ons momenteel zorgen baart, is Cosmea, een soort afkomstig uit Mexico die nu al als invasief beschouwd wordt in Noord-Amerika en Azië. Cosmea wordt in heel wat tuincentra verkocht en is ook vaak een van de soorten die voorkomt in tal van zadenmengsels voor bloemrijke graslanden. Idealiter werken we dus enkel met inheemse en neo-inheemse soorten.
Operatie red de insecten
Aandacht hebben voor insectensoorten is erg belangrijk. Tal van studies geven aan dat de voorbije decennia zowel de aantallen als de soortendiversiteit van insecten wereldwijd significant is afgenomen. Het ontbreken van voldoende waardplanten en nectarplanten in het landschap wordt als een van de oorzaken van de crisis in de insectenwereld naar voren geschoven. In Vlaanderen is reeds een vierde van de dagvlinders uitgestorven, en nog een ander vierde staat op het punt uit te sterven of is kwetsbaar. De andere helft van de vlinderdiversiteit in Vlaanderen zijn de weinig kwetsbare vlindersoorten die ofwel niet kieskeurig zijn, ofwel houden van plantensoorten die zeer talrijk aanwezig zijn in het huidige landschap in Vlaanderen. Denk dan aan brandnetels die waardplant zijn voor o.a. Gehakkelde aurelia en Dagpauwoog, soorten die je wellicht al in je tuin gezien hebt.
Zijn er nu zoveel minder waard- en nectarplanten in het landschap van Vlaanderen aanwezig, in vergelijking met vroeger? Ja! Bloemrijke graslanden werden omgevormd tot veel productievere maar eentonige raaigrasakkers zonder bloemen. Bermen werden ook soortenarmer en grassiger door de hoge stikstofdeposities, en in landbouwgebied worden deze bermen vaak tot de straatrand omgeploegd of beïnvloed door bemesting en pesticiden. Waar kunnen we plaats vinden voor bloemrijke vegetaties waar tal van vlinders en bijensoorten nectar kunnen tanken en hun eitjes kunnen leggen? Inderdaad, in tuinen!
Wat te doen? Onze tips!
1. Kies voor inheemse soorten. Zij zijn waardplanten van onze insectensoorten, bieden tegelijkertijd waardevolle nectar én zijn mooi. Ook cultivars van inheemse soorten zijn vaak geschikt, maar meer onderzoek is hier nog voor nodig.
2. Kies ook voor neo-inheemse soorten zoals verschillende soorten tijm, marjolein, kattenkruid, steentijm. Steden worden warmer en droger, en worden meer en meer geschikt voor zuiderse neo-inheemse soorten.
3. Wees voorzichtig met exoten van andere continenten. Ze hebben hier geen natuurlijke vijanden en er is kans dat ze invasief worden.
4. Bekijk ook onze checklist voor een biodivers tuin in het vorige nummer van dit tijdschrift!
REFERENTIE
Immerzeel, M. (2018). Kruidenrijke zaadmengsels. In hoeverre kunnen de soortensamenstelling van zaadmengsels en het gebruik ervan bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit? University of applied sciences - van hall larenstein].