Loonaanpassing op 1 januari 2019
In de groene sectoren worden de lonen sinds enige tijd nog slechts één keer per jaar geïndexeerd. Vroeger gebeurde dat elk kwartaal, maar dat bracht heel wat onzekerheid mee omdat soms midden in het seizoen, bijvoorbeeld op 1 juli of op 1 oktober, de lonen aangepast werden. Voor de tuinaanlegsector was dat niet evident omdat er vaak een prijs wordt opgegeven voor een gans jaar of voor een volledig project waardoor men geen rekening kon houden met onverwachte loonstijgingen in de loop van het jaar. Omwille van die reden hebben wij enkele jaren geleden afgesproken om enkel nog op 1 januari van elk jaar de lonen aan te passen aan de evolutie van het indexcijfer. Wij blijven in dit nieuwsbericht even stilstaan bij het mechanisme van indexering in de groene sectoren.
Tabel met de minimumlonen vanaf 1 januari 2019
Wij publiceren hieronder de minimumlonen die gelden vanaf 1 januari 2019. Het is zo dat de werknemers na een bepaalde periode van anciënniteit een verhoging krijgen van 0,5% (na 5 jaar); van 1% (na 10 jaar); van 1,5% (na 15 jaar ) … In het voorbeeld hieronder wordt aangegeven hoe dit in de praktijk moet toegepast worden.
Voorbeeld van anciënniteitsverhogingen.
Ongeschoolden zonder anciënniteit 9,14
Vanaf 5 jaar anciënniteit (+ 0,5%) 9,19
Vanaf 10 jaar anciënniteit (+1%) 9,23
Vanaf 15 jaar anciënniteit(+1,5%) 9,28
Vanaf 20 jaar anciënniteit (+2%) 9,32
Tabel: aangepaste lonen vanaf 1 januari 2019
PC 145.040 Parken en tuinen A Uurstelsel (op weekbasis): 38u zonder compensatiedagen, 39u met 6 onbetaalde compensatiedagen, 40u met 12 onbetaalde compensatiedagen
Categorie 1 12,82
Categorie 2 13,22
Categorie 3 14,05
Categorie 4 14,38
Categorie 5 (enkel 50+ ondernemingen) 15,15
Vergoeding huisvesting 22,45
Vergoeding maaltijden 11,41
Scheidingsvergoeding 6,20
Vergoeding voor werkkledij weekbedrag 3,05
Vergoeding voor werkkledij dagbedrag 0,61
PC 145.040 Parken en tuinen B Uurstelsel (op weekbasis): 39u met 6 betaalde compensatiedagen
Categorie 1 12,53
Categorie 2 12,91
Categorie 3 13,71
Categorie 4 14,05
Categorie 5 (enkel 50+ ondernemingen) 14,79
Vergoeding huisvesting 22,45
Vergoeding maaltijden 11,41
Scheidingsvergoeding 6,20
Vergoeding voor werkkledij weekbedrag 3,05
Vergoeding voor werkkledij dagbedrag 0,61
DUIDING
De sociale gezondheidsindex. In de land- en tuinbouw, en ook in de andere sectoren van ons land, worden de lonen niet meer gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Sinds de jaren 90 wordt er voor de aanpassing van de lonen en wedden gewerkt met de gezondheidsindex. Dat is een uitgezuiverde index waarin de prijsevoluties van benzine, diesel, alcohol en tabak niet worden meegenomen. De gezondheidsindex evolueert dan ook trager dan de index van de consumptieprijzen. Bijkomend werd in de jaren 90 nog een tweede aanpassing doorgevoerd waarbij er telkens rekening wordt gehouden met het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex. Dit is de zogn. sociale gezondheidsindex. Het is dit indexcijfer dat gehanteerd wordt voor de aanpassing van de lonen aan de evolutie van de levensduurte. Dit is het geval voor alle sectoren. Dit indexcijfer wordt ook gebruikt voor de indexering van de sociale uitkeringen en voor de barema’s van de ambtenaren. Wat de concrete formule van koppeling van de lonen aan de evolutie van de sociale gezondheidsindex betreft, bestaan er verschillende systemen. Er zijn sectoren die om de twee maanden indexeren; er zijn andere sectoren waarbij er telkens per kwartaal een aanpassing wordt doorgevoerd. Er bestaat ook de mogelijkheid dat men werkt met een reeks van spilindexen die telkens 2% van elkaar verwijderd zijn en waarbij, wanneer een volgende spilindex wordt bereikt, de lonen met 2% worden aangepast. Dit is b.v. de techniek die wordt gehanteerd voor de overheid en voor de aanpassing van de sociale uitkeringen, zoals de pensioenen en andere uitkeringen. In de land- en tuinbouw hebben wij ervoor geopteerd om een aanpassing te doen om 1 januari van elk jaar. Dit is bijvoorbeeld ook het geval in het Aanvullend Comité voor Bedienden ( Par Com . 200 ) waaronder een groot aantal van de bedienden van de groene sectoren ressorteren.
Indexering in de groene sectoren. In de land- en tuinbouw wordt dus elk jaar op 1 januari een berekening gedaan in toepassing waarvan de lonen aan de evolutie van de levensduurte worden aangepast. De formule ziet er als volgt uit : we delen het tweemaandelijks gemiddelde van de sociale gezondheidsindex van de maand november van jaar X (2018) door het tweemaandelijks gemiddelde van de sociale gezondheidsindex van de maand november van het jaar X-1(2017). Voor zover de aanpassing ten minste 0,50% bedraagt, wordt die toegepast op de minimumlonen en de reële lonen en vanaf 1 januari van het jaar X+1(2019). Aangezien wij werken met het cijfer van de maand november kunnen wij reeds in de maand december de lonen berekenen die vanaf 1 januari van het volgende jaar van toepassing zullen zijn.
Indexeringen in de vorige jaren: Door de toepassing van deze formule zijn de lonen in de land- en tuinbouw de laatste jaren als volgt geïndexeerd: op 1 januari 2011: +2,42%; op 1 januari 2012: +3,16%; op 1 januari 2013: +2,39%; op 1 januari 2014: +1,04%. Op 1 januari 2015 was er een resultaat van de berekening van + 0,03%, doordat deze aanpassing kleiner is dan 0,50% werd die niet door gevoerd.
Indexbevriezing in 2016. De regering-Michel I besliste in 2015 om de concurrentiekracht van onze ondernemingen te verbeteren. Het was de bedoeling om de loonkostenhandicap die België had in vergelijking met onze drie buurlanden weg te werken. Eind 2014 bedroeg de loonkostenhandicap nog 2,9%. Daarom is er beslist om een belangrijke vermindering van de sociale bijdragen door te voeren vanaf 1 april 2016 en vanaf 1 januari 2018. Daarnaast werd ook besloten om alle indexeringssystemen stil te leggen en dit ten belope van 2%. Dit had voor gevolg dat de lonen ten belope van 2% niet geïndexeerd zouden worden en dat ook de sociale zekerheidsbijdragen op dit niet uitgegeven bedrag in de ondernemingen konden blijven. Met deze maatregelen hoopte men de werkgelegenheid te ondersteunen en de competitiviteit van onze bedrijven te verbeteren. De indexbevriezing heeft er toe geleid dat 2,5% van de loonkosten in de onderneming konden blijven. De wet die de indexbevriezing invoerde, werd pas in april 2015 in het federaal parlement goedgekeurd en is dus maar van toepassing vanaf het jaar 2015. Om die reden moest er voor de periode november 2014 - april 2015 toch nog een beperkte indexering worden toegepast. Er is dan ook een aanpassing van lonen gebeurd op 1 januari 2016 met 0,47% .
Index op 1 januari 2017. Op het einde van de 2016 was de loonkostenhandicap die onze ondernemingen hadden tegenover de buurlanden nagenoeg volledig weggewerkt. Er is dan ook, door de toepassing van bovenvermelde formule, een indexering van de minimum en de reële lonen toegepast op 1 januari 2017 van 1,12%
Sociaal akkoord Land en Tuinbouw 2017-2018. Op 5 juli 2017 werd het sociaal akkoord ondertekend voor de periode 2017-2018. In dit akkoord is ook een loonaanpassing voorzien met ingang van 1 september 2017 van 0,9%. Voor de fruitteelt is deze aanpassing pas vanaf 1 januari 2018 van toepassing. Over de ganse periode 2017-18 betekent dit de facto een aanpassing van 0,60 % ( en 0,45% voor de fruitteelt). Men mag hierbij niet vergeten dat door de indexbevriezing er 2,5% van de loonkost in de ondernemingen is gebleven en ook de taks-shift leidt tot een loonkostenvermindering van 5% . Er is dus een loonkostendaling van 7 à 8% in totaal in een periode van twee jaar. Bovendien is de trimestriële bijdrage voor jaarlijkse vakantie gedaald van 6% naar 5,57% ( dit is een daling van 0,43%) en is de fiscale lastenvermindering via de bedrijfsvoorheffing voor kmo’s behouden op 0,12%: er is dus een extra lastenvermindering buiten de taks-shift van 0,55% en ons loonakkoord kost over de periode 2017-18 de facto 0,60% ! Op 1 januari 2018 is er een indexering gebeurd van 1,79%.
Indexaanpassing op 1 januari 2019
Op 1 jan 2019 geldt er een indexering van 2,10 %.
Chris Botterman Hoofd Sociale Zaken Boerenbond