Tuin wordt steeds technischer | Groen Groeien

Groen groeien is de vereniging voor Vlaamse tuinaannemers.
Ze verdedigt hun belangen, verenigt haar leden en zorgt voor commerciële en praktische voordelen. Word nu lid

Lid worden Ledenaanbod Login

Vragen of meer info nodig? Contacteer ons

Tuin wordt steeds technischer

Bert Daenekindt won goud in de Vlaamse Tuinaannemer

Een daktuin in centrum Kortrijk, met verwarmd zwembad en poolhouse: Bert Daenekindt won er eind vorig jaar goud mee in De Vlaamse Tuinaannemer. “Het was een uitdagend project; er moest heel wat worden voorzien opdat de eigenaars een hele dag op het dakterras konden blijven. We willen er ons graag verder op profileren. Vandaag zijn tuinaannemers mensen die van heel veel verstand moeten hebben. Dat is meteen ook mijn belangrijkste advies aan wie nu begint: volg vooral veel opleidingen. Je kunt niet alles weten, maar je moet alles willen weten.”  

Daktuin is technische tuin  

De winnende daktuin in Kortrijk moest aan enkele eisen voldoen: er moest een verwarmd zwembad komen met poolhouse, dat een volwaardige leefruimte moest vormen. Het moest mogelijk zijn om een hele dag op het dak te verblijven. Het poolhouse bevat dus een keuken, toilet en gashaard.

“Een eerste probleem was het zwembad”, vertelt Bert Daenekindt. “Dat weegt immers veel. We hebben het geluk gehad dat de klant het dak had gekocht van een garage die nog in opbouw was. Daardoor hebben we samen met de ingenieurs de berekeningen kunnen maken om de funderingen van dat dak te verzwaren. Dat was de eerste fase. Ook voor de opbouw hadden we geluk: we hebben een torenkraan kunnen gebruiken van een appartementsgebouw in opbouw, die elke ochtend een halfuur vrij was.”  

Hoe had u dat anders moeten aanpakken?  

“Anders hadden we moeten werken met een externe kraan, die af en toe had moeten komen. Dat zou véél duurder zijn geweest en praktisch ook veel moeilijker. Wij hebben de volledige coördinatie gedaan van de werken en als tuinarchitect ook het ontwerp gemaakt. Voor het poolhouse en het zwembad hebben we met onderaannemers gewerkt; dat doen we niet zelf. We hebben wel de betegeling, verharding, riolering en beplanting gedaan. Alle beplanting zit in plantenbakken uit wit aluminium, die we op maat hebben laten maken. We hebben daarin met substraten gewerkt. Op het dak zelf ligt er geen substraatlaag.”  

Er staan ook bomen in de daktuin. Welke substraatdikte hebt u daarvoor gebruikt?  

“Voor een boom heb je minimaal 60 à 70 cm nodig, maar veel hangt af van de boom. Die zal hoe dan ook niet evenveel uitgroeien als in de volle grond, maar de juiste boom op de juiste plaats, met de juiste voeding, kan het op een dak heel goed doen. We hebben ook een volledig geautomatiseerde bevloeiings­installatie voorzien, waardoor de klant daar niet aan moet denken. In de bloembakken hebben we, net als onder de trappen, overal verlichting voorzien. Een dak heeft ook zijn voordelen: aangezien we werken met een opbouw, kunnen we daarin alle leidingen voorzien, die ook makkelijk toegankelijk blijven. Nog een voordeel is dat je in de winter en in de zomer kunt voortwerken. Als het geregend heeft, dan sta je niet in de modder. We willen ons meer en meer gaan profileren op daktuinen. Ze zijn iets technischer, maar onze firma is daar sterk in.”  

Eisen aan constructie  

“Daktuinen komen steeds meer in zwang, uiteraard vooral in stedelijke omgevingen en bij het bouwen van appartementen. De mensen zien liever wat groen. Daartoe zijn plantenbakken erg interessant, mét automatische beregening. Daar hamer ik op, zeker met de laatste zomers in het achterhoofd. Twee, drie weken droogte kan al een probleem zijn voor een daktuin. Planten op een dak moeten hun water halen uit de lucht, planten in volle grond kunnen het zelf gaan zoeken. We werken dus met waterabsorberende matten die het vocht vasthouden. Dat weegt allemaal behoorlijk wat.”  

Bij nieuwbouw kan daarmee rekening worden gehouden. Wat doet u echter met bestaande woningen?  

“Daar hebben we inderdaad soms het probleem dat de wensen van de klant niet uitvoerbaar zijn vanwege het gewicht. Om ook maar iets te kunnen doen, vragen we dat de belasting die het dak aankan, minimaal 300 kg per m² is. Zelfs voor een sedumdak heb je een opbouw van minimaal 25 cm nodig. Dat gewicht, plus de persoon die erop loopt, plus wat sneeuw in de winter … Je hebt maar beter wat overschot. Als het dak dat niet kan dragen, dan doen we het niet. We kunnen niet toveren. Ik heb onlangs ook kunstgras op een dak gelegd, met hier en daar een bloempot, omdat de eigenaars per se groen willen, maar dat is natuurlijk niet echt een ‘groene’ oplossing. We willen ons vooral profileren op daktuinen die echt als tuin gebruikt worden, waar we ook opritten en terrassen gaan aanleggen. Dan gaan we naar 1.000 of zelfs 2.000 kg per m².”  

U werkt als tuinaannemer en -architect sinds 2002. Welke evoluties hebt u in die tijd gezien?  

“We werken meer met verharding. De tuinen moeten onderhoudsvriendelijker zijn dan vroeger. We plaatsen ook minder vaste planten, waar er toch veel werk aan is. Meer hagen, structuren, mooie bomen … En we werken zoveel mogelijk met waterdoorlatende verharding. Houten terrassen, betontegels met open voeg: dat is de toekomst. Waterdoor­latende of waterpasserende klinkers, waterdoorlatend beton: er zijn meer en meer producten op de markt die ervoor zorgen dat het water sneller in de grond stroomt en niet naar de riolering moet. We zijn nu ook verplicht om een gescheiden riolering te voorzien als we een oprit aanleggen, zelfs al ligt er in de straat nog geen. Dat doen we zelf, met een controleput op het einde. Verder raad ik de mensen aan om zoveel mogelijk regenputten te steken. Een te veel kan geen kwaad, want als die droge zomers doorzetten, dan zal je op den duur een buffer nodig hebben. Met 10.000 liter kom je niet meer toe, want iedereen sluit zijn toilet en douche erop aan.”  

Hoe bent u in het beroep gerold?  

“Ik heb altijd iets willen doen waar er niet enkel met de hand óf aan het bureau moest worden gewerkt. In het begin ben je klein, met een of twee werknemers, werk je mee en moet je het bureauwerk ‘s avonds en in het weekend doen. Nu zijn we uitgegroeid tot een firma met acht mensen plus mezelf en we zijn héél dringend op zoek naar drie nieuwe medewerkers. Het laatste jaar hebben we vooral gewerkt aan de structuur van de firma. Met een sterke structuur kun je makkelijker groeien. Als je te snel groeit en je kunt niet volgen met het bureauwerk, dan is dat een drama. Met de juiste mensen op de juiste plaats kun je mooi groeien.”  

De lijn tussen aannemer en architect is vaak erg dun.  

“Klopt. Een tuinarchitect die enkel leeft van ontwerpen, moet héél veel ontwerpen binnenhalen. Wij kunnen maar 15 à 20 projecten per jaar uitvoeren, dus we moeten er ook geen 40 binnenhalen. Het voordeel aan de combinatie van ontwerp en uitvoering is dat je er van a tot z bij betrokken bent. Dat is een voordeel, omdat je er dan ook voor 100% achterstaat. Projecten van iemand anders uitvoeren, is moeilijker. We doen het wel, maar de laatste jaren minder, omdat we voldoende eigen ontwerpen hebben. We zouden graag eens voor iemand anders werken, maar de tijd ontbreekt. Je ziet dat meer en meer: elke tuinaannemer heeft het nu heel druk. Vroeger hadden de kleinere tuinaannemers tijd om hier en daar bij te springen, maar nu zitten ze ook vol, omdat iedereen een tuinaannemer wil.”

“Ik zie wel steeds meer samenwerking in de sector. Vroeger zat iedereen meer op zijn eigen eiland. De bazen werkten ook veel meer mee en er waren minder cursussen waar je elkaar tegenkwam. Doordat er nu meer beroepsverenigingen zijn en er meer gepraat wordt, zijn interessante samenwerkingen mogelijk. Als iedereen genoeg werk heeft, dan ben je geen concurrent van elkaar; dan is iedereen elkaars collega. Mocht het morgen crisis worden, dan zal er nog meer moeten worden samengewerkt, maar het zal misschien minder gebeuren. Tuinen zijn nu al zeker tien jaar lang booming business: iedereen heeft werk.”  

Het aantal tuinaannemers is op enkele jaren tijd bijna verdubbeld. Hoe komt dat, volgens u?  

“Mensen leven anders dan vroeger. Ze willen thuiskomen na zelf hard gewerkt te hebben en genieten van hun tuin, niet nog een heel weekend erin werken. Voor ons is dat heel interessant. Het moet niet altijd een groot project zijn; ook kleine tuinen zijn interessant. De klant eist ook een steeds hogere afwerkingsgraad.”  

Welke raad zou u meegeven aan de jonge tuinaannemers en -architecten die vandaag starten?  

“Volg zoveel mogelijk opleidingen! Een van de grootste fouten die ik in mijn carrière heb gemaakt, is dat ik na mijn studie tuinarchitectuur niet eerst enkele jaren voor een tuinaannemer heb gewerkt. Ik heb ondertussen ontzettend veel geleerd via de avondschool, maar als ik eerst voor iemand anders had gewerkt, ging ik met nog veel meer ervaring begonnen zijn. Vandaag zijn tuinaannemers mensen die van heel veel verstand moeten hebben: plannen lezen, funderingen, leidingen, verlichting, riolering … De wil om bij te leren is het belangrijkste. Ze moeten niet alles weten, maar ze moeten het wel willen weten.”  

Welke fouten komt u soms tegen?  

“Ik heb een hekel aan het kapotsnoeien van bomen en struiken. Wij zijn bijna twintig jaar bezig en ik durf te zeggen dat ik in die tijd nog geen enkele boom gesnoeid heb die ik zelf geplant heb. Als je de juiste boom op de juiste plaats plant, dan moet je misschien eens een tak snoeien die niet goed groeit. Dat is het. Maar een boom klein houden omdat de tuin te klein is, dat is de omgekeerde wereld. Dan is de boom niet op zijn plaats. Durf tegen je klanten te zeggen: ‘Neen, dat gaan we hier niet planten.’ Dat kun je natuurlijk makkelijker zeggen als je al wat ervaring hebt, maar ook als je eens een cursus hebt gevolgd. Als een klant een plataan wil zetten in een tuin van 6 op 3 meter en je laat dat toe, dan zit je in zijn portefeuille. Na enkele jaren moet je elk jaar voor 500 euro snoeiwerk uitvoeren. Je kunt dan beter een keer 500 euro uitgeven aan de juiste boom, die niet te groot wordt en altijd dezelfde mooie vorm heeft. We zijn bezig met de natuur en een boom plant je nu eenmaal niet voor vijf jaar, maar voor 50 of 100 jaar. Er is niks leuker dan te passeren in een tuin die je tien jaar geleden hebt aan­gelegd, waar je ziet dat alles mooi is gegroeid en op de juiste plaats staat. Dan heb je ook niet gigantisch veel werk meer in de tuin. De structuur is belangrijk, de hagen onderhouden: laten groeien en bijsturen waar nodig.”  

U bent dus ook ecologisch bezig?  

“Ik probeer vooral op een doordachte manier aan iets te beginnen. Een zwemvijver zal ik bijvoorbeeld niet snel aanraden. Hier in België kun je die maar enkele maanden gebruiken, omdat je ze minder hoog mag verwarmen. Dan ben je beter af met een biologisch zwembad – in een privézwembad zit hoe dan ook al veel minder chloor dan in een openbaar. Je betaalt een tuinaannemer om een tuin aan te leggen, dus dan is het de taak van die tuinaannemer om de klant zo lang mogelijk van zijn of haar tuin te laten genieten. Daarom probeer ik ook zoveel mogelijk groen vlakbij de ramen te zetten, in plaats van een terras met een tafel. Je zit 300 dagen per jaar binnen, dan moet je kunnen kijken naar iets moois. De terrassen probeer ik wat verder in het groen te leggen. Dat je tien meter verder moet wandelen, is dan geen drama: binnen kijk je immers uit op groen.”  

Ook in de winter moet er iets te zien zijn.  

“Daarom is verlichting zo belangrijk: zes maanden per jaar kom je in het donker thuis. Ik heb mijn thesis destijds geschreven over tuin- en opritverlichting en ik blijf dat heel belangrijk vinden. De tuin moet ook in de winter zichtbaar zijn dankzij leuke accenten. Je mag niet naar een zwart gat zitten kijken.”  

Hoe pakt u dat aan?  

“We werken samen met elektriciens. Wij maken een verlichtingsplan en vervolgens leggen we de verlichting samen aan: wij voorzien de bekabeling op de juiste plaats en dan doet de elektricien de aansluiting. Samen met de klant kiezen we dan de juiste armaturen. Voor mij is het heel belangrijk dat de armaturen niet zichtbaar zijn overdag. Je mag niet voelen dat je tuin vol verlichting staat. Op een gevel en aan een terras zijn mooie armaturen wel belangrijk, maar in de tuin moet het vooral goed zijn. Het is buiten, het regent hier veel: gebruik een goed, degelijk merk.”  

Wintersilhouet  

“Werk ook met de juiste vaste planten. Er zijn genoeg soorten met een prachtig winter­silhouet. Durf de mensen te overtuigen om hier en daar een bloemborder te zetten en werk met planten die in de winter weliswaar verdorren, maar er toch mooi uitzien. Siergrassen zijn bekend, maar er zijn veel andere soorten die pas in de lente afgeknipt moeten worden, zodat je in de winter toch nog een mooi volume hebt in je tuin. Als je dan verlicht, dan zijn er geen kale plekken in de tuin. Voor de verlichting werken we vaak met timers. Als ze de verlichting zelf moeten aanleggen, dan vergeten ze het. Als je het met timers doet, niet enkel met een elektronisch oog, dan genieten ze er ook meer van. Niet overdrijven, twee of drie accenten zijn genoeg. Liefst zo diep mogelijk in de tuin, dat je voeling hebt met de diepte van de tuin.”  

Gaan de mensen daar snel in mee?  

“Mensen die veel geld uitgeven aan een mooie tuin, begrijpen dat. Een kabel leggen in een tuin is niet zo duur en de verlichting hoeft niet per se onmiddellijk te worden aangelegd. Je moet ze wel voorzien. Een boom krijgt soms pas na enkele jaren een mooie vorm, maar dan ligt je bekabeling er wel. Die boom heeft te veel geld gekost om hem maar drie maanden per jaar te zien. Van november tot april komen de mensen bijna niet buiten. Zorg ervoor dat ze dan toch kunnen genieten van een mooie tuin.”

Bron: GardenPro door Stefan Acke
Beelden: VTA