Wees waakzaam voor exoten in de tuin! | Groen Groeien

Groen groeien is de vereniging voor Vlaamse tuinaannemers.
Ze verdedigt hun belangen, verenigt haar leden en zorgt voor commerciële en praktische voordelen. Word nu lid

Lid worden Ledenaanbod Login

Vragen of meer info nodig? Contacteer ons

Wees waakzaam voor exoten in de tuin!

Exoten komen steeds meer voor in de Vlaamse tuinen. Op verschillende infodagen ligt de nadruk op hoe je als tuinaannemer probleemsoorten het beste aanpakt. Invasieve exoten zorgen voor een sterke verstoring van het natuurlijke evenwicht in tuinen en openbaar groen. Lees meer over wat exoten precies zijn en welke soorten het vaakst terug te vinden zijn in Vlaanderen.

Auteur: Jarne Depaepe, consulent tuinaanleg

Exoten

De gangbare definitie van een exoot is een uitheemse, invasieve soort. Uitheemse soorten zijn soorten die door de mens opzettelijk (bv. exotische tuinplanten) of onopzettelijk (bv. bijmenging zaaigoed) geïntroduceerd zijn. Sinds 1800 zijn er ongeveer 1900 uitheemse planten in Vlaanderen gevonden. Invasief wil zeggen dat ze een nadelige invloed hebben op vlak van gezondheid, milieu en natuur, land- en tuinbouw,… Slechts een kleine minderheid van de uitheemse soorten is effectief invasief en dus problematisch (60-tal van de 1900). Enkele voorbeelden van probleemsoorten: reuzenberenklauw (gezondheid), buxusmot (tuinaanleg), Aziatische hoornaar (imkerij), watercrassula (natte natuur), Japanse duizendknoop (infrastructuur),...

Hoe deze exoten vermijden?

Om introductie en verspreiding van exoten te vermijden is een drietrapsaanpak aangewezen. Deze bestaat als eerste stap uit preventie van nieuwe introducties, daarnaast is vroege detectie en snelle respons nodig, en uiteindelijk ook het goed beheersen van de soort. Deze drietrapsaanpak is geïnspireerd door kosteneffectiviteit: je grijpt liever vroeg in dan te laat. Bij preventie onderscheiden we ‘zachte’ preventie met onder andere bewustmaking, en ‘harde’ preventie met wetgeving zoals grenscontroles en handelsverboden. Vanwege de diverse impact van soorten zijn wettelijke beperkingen op verschillende niveaus te vinden: Europees, Belgisch en Vlaams. Vroege detectie is mogelijk via snelle datastromen (bv. waarnemingen.be). Tenslotte heeft bestrijding als doel verwijdering, indamming, overlastbeperking of beheersing van de soort.

Japanse duizendknoop

De Japanse duizenknoop (Fallopia japonica) is één van de 100 meest invasieve soorten in de wereld. Het oorsprongsgebied ligt zoals de naam doet vermoeden in Japan. In  Europa, Canada, VS en Nieuw-Zeeland komt deze soort voor als hardnekkige exoot. Bij ons werd de Japanse duizendknoop in de 19de eeuw geïntroduceerd. Het werd vooral gebruikt als veevoeder, als sierstruik of voor de stabilisatie van taluds. De opmars van industriële activiteiten en het massale grondverzet zorgden mee voor de enorme verspreiding. Ondertussen is de duizendknoop overal in Vlaanderen te vinden. De groep van invasieve duizendknopen bestaat uit drie soorten: Japanse duizendknoop, Sachalinse duizendknoop en de Boheemse duizendknoop (uit kruising Japanse en Sachalinse).

De ondergrondse stengels zijn een grote bron van besmettingen (rhizomen). Ze zijn bruin aan de buitenkant en oranje aan de binnenkant. De ondergrondse wortelstokken zijn verhout en vormen grote, dense klompen of zogenaamde 'kronen' aan het bodemoppervlak. De opgenoemde structuren laten de plant toe lange periodes te overleven zonder licht, lucht en water. De verspreiding gebeurt veelal ongeslachtelijk. Dit laat de plant toe om zich makkelijk op nieuwe locaties te vestigen.

Bronnen van infectie zijn grondverzet, risicovol beheer, transport en hervestiging via water. Onder risicovol beheer valt bijvoorbeeld het maaien van oevers waarbij bepaalde rhizomen en kronen worden meegenomen en via de maaibalk zich op nieuwe plaatsen vestigen. Ook weggeworpen tuinafval zorgt mee voor besmettingshaarden. Het beheer wordt bemoeilijkt door het vluchtreflex van de duizendknoop: druk zetten bovenaan en maaien zorgt voor enorme ondergrondse groei en verplaatsing naar andere plaatsen via de rhizomen. Lichtpunt is dat haarden die met rust gehouden worden vrij stabiel blijven en amper echt uitbreiden.

Bestrijding duizendknoop

Voor de bestrijding van de Japanse duizendknoop is er geen eenvoudig zaligmakende methode, het is een verhaal van een lange inspanning. Methodes zijn afdekken, afgraven, herbiciden sproeien of injecteren (wel zeer resistent tegen veel producten), maaien, uitspitten, stomen, elektrocutie,… Een geslaagd project is het traject afstappen en handmatig opschietende stengels uitspitten en afvoeren naar gecertificeerde composteerbedrijven. Het is vrij intensief maar wel effectief. Ook injectie met glyfosaat zorgde in het verleden al voor succesvolle onderdrukking van de soort (wel zeer intensief).

Als middelen schaars zijn laat je de groeilocaties best ongemoeid, dan valt de uitbreiding mee. Bij slecht beheer zal de haard alleen maar uitbreiden. Maaien en vernevelen op een slechte manier kan voor enorme woekering zorgen. Ingrijpen is dus niet altijd nodig. Op Ecopedia is een duidelijk stappenplan uitgeschreven over het omgaan met haarden van Japanse duizendknoop.

Knolcyperus

Twee probleemonkruiden die zich voorlopig vooral in de landbouw manifesteren zijn knolcyperus en doornappel. Ook in tuinen en openbaar groen beginnen deze soorten zich door te zetten. Knolcyperus (Cyperus esculentus) is lid van de cypergrassen, en komt voor op vochtige gronden en zonnige plekken. Het plantje is herkenbaar door de geelgroene kleur en driekantige stijve stengel. De bloei loopt van eind juli tot september, en vooral de ondergrondse knolletjes en uitlopers zorgen voor problemen.

Onder optimale omstandigheden kan één moederknol in één groeiseizoen ongeveer 200 planten en 8000 knollen vormen! De knolcyperus bereikte de lage landen begin jaren 80 door import van Amerikaanse gladioolbolen. Sinds 2016 is de soort opgenomen in de IPM-checklijst. De verspreidingswegen zijn onder andere besmet plantgoed (pootgoed), aanvoer van besmette grond (grootste verspreiding), vuile grondresten aan machines en uitlopers besmette buurpercelen. Om verspreiding tegen te gaan is het belangrijk machines en gebruikte gereedschappen telkens goed te reinigen. Er moet vermeden worden dat de knolletjes van de ene naar de andere tuin getransporteerd worden.

Doornappel

De doornappel (Datura stramonium) is gekend als de trompetplant vanwege de duidelijk trompetvormige witte bloemen. Het behoort tot de nachtschadefamilie en is daarom zeer moeilijk te bestrijden in de aardappelteelt. Het hardnekkig onkruid dankt zijn sterkte aan een enorm snelle groei (kan van kiemplant tot struik ontwikkelen in enkele weken tijd). De stekelige zaaddozen met zeer giftige zaden vormen een belangrijk kenmerk. Per zaaddoos zitten gemakkelijk 100 zaden die zorgen voor een snelle reproductie.

De planten kunnen handmatig uitgetrokken worden met handschoenen. Uiterst belangrijk is dat de planten verwijderd worden uit het veld of de tuin. Eens de zaaddoos is aangelegd, kunnen de zaden zelfs na uittrek nog tot ontwikkeling komen, en zo verder verspreiden. De handhaving is overgenomen zoals die gekend is van knolcyperus (IPM-maatregelen).